De UNGP’s gelden voor alle staten en voor alle bedrijven, ongeacht hun omvang, sector, locatie, eigendom en structuur (UNGP, 2011, p1). Aangezien de NBA de logica van de UNGP’s volgt, bestrijkt ze de activiteiten van een brede waaier van Belgische en internationale actoren, hieronder gestructureerd volgens de staat en verwante instellingen (Pijler I), de bedrijven (Pijler II) en de toegang tot rechtsmiddelen (Pijler III). Er worden twee subgroepen toegevoegd: één heeft betrekking op de actoren die betrokken zijn bij het beleidscoherentiedomein; en één heeft betrekking op de actoren die zich bezighouden met conflict- en risicovolle gebieden (CAHRA’s).
Pijler I – Staat
De Belgische autoriteiten moeten burgers en gemeenschappen beschermen tegen de schending van de mensenrechten door de Belgische overheid en andere actoren, zoals bedrijven. Daarom zijn verschillende overheidsinstanties bevoegd om concrete regels te ontwikkelen en beleid uit te voeren om deze negatieve gevolgen of schendingen te voorkomen, te onderzoeken, te bestraffen en te verhelpen:
- De federale overheidsdiensten, zoals onder meer de Federale Overheidsdiensten Justitie, Buitenlandse Zaken, Economie, Werkgelegenheid, Gezondheid en Leefmilieu, zijn hierbij betrokken.
- De gewesten, zoals Vlaanderen, Wallonië of Brussel, hebben ook bevoegdheden met betrekking tot de bescherming van de mensenrechten, zoals de entiteiten die belast zijn met de bescherming van het milieu. Hetzelfde geldt voor de lokale gemeenschappen.
- Wanneer de staat in interactie treedt met economische actoren, moet de overheid er ook voor zorgen dat haar partners (bedrijven) de wetten naleven en de mensenrechten op het Belgische grondgebied en in het buitenland respecteren. Binnen deze gevarieerde groep van activiteiten zijn de meest voorkomende: openbare aanbestedingen en privatiseringsprocessen, publiek-private partnerschappen (PPP), concessie van openbare diensten, enz.
- Wanneer de staat aandelen in ondernemingen bezit, zijn zowel de onderneming als de staatsentiteit waarmee zij verbonden zijn, verantwoordelijk voor het voorkomen, respecteren en beschermen van de mensenrechten.
- Wanneer de staat economische stimulansen aan bedrijven geeft, zoals labels, preferentiële kredieten en verzekeringen voor activiteiten in derde landen, subsidies, vergunningen, stimulansen voor doelprogramma’s zoals projecten in het kader van de circulaire economie, enz. In België gaat het om overheidsorganen zoals Credendo, Bio of Finexpo, Flanders Investment and Trade, Awex, enz.
Pijler II – Bedrijfsleven
Een NBA neemt in principe alle bedrijven in beschouwing, zowel transnationale als andere, ongeacht hun omvang, sector, locatie, eigendom en structuur.
Beoordeling van de CHRB-kern-indicator: 30 bedrijven zijn geselecteerd uit 10 sectoren (drie per sector). De steekproef omvat alleen Belgische bedrijven (d.w.z. bedrijven met hoofdzetel of statutaire zetel in België) en omvat alleen bedrijven uit de Bel 20 aandelenindex en bedrijven met de hoogste ranking in de sectorranglijsten van de Trends (jaaromzet).
Aangezien KMO’s een groot deel van het economische landschap in België uitmaken, zal een specifiek deel aan deze groep worden gewijd.
Pijler III – Toegang tot herstel
De staat is ook verantwoordelijk voor de handhaving van de regels en voorschriften ter bescherming van de mensenrechten. Daarom moet zij op de staat gebaseerde klachtenmechanismen in het leven roepen om een effectief rechtsmiddel te garanderen. Dit houdt de beoordeling in van de rol van verschillende overheidsorganen.
- Autoriteiten die belast zijn met de behandeling van klachten die bij buitengerechtelijke instanties worden ingediend, onder meer: UNIA, Myria, gegevensbeschermingsautoriteit, nationaal contactpunt van de OESO, de inspectiediensten van sommige overheidsdiensten, enz.
- Rechtbanken en tribunalen die bevoegd zijn om civiele, strafrechtelijke, arbeids-, administratieve of milieuclaims te behandelen.
Beleidscoherentie
Het thematische domein mbt beleidscoherentie omvat verschillende afdelingen van de Belgische staats- en regionale overheden, waaronder de ministeries en departementen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van ondersteunend materiaal en opleidingen over bedrijven en mensenrechten, de communicatie-inspanningen op dit gebied en de rapportering over de SDG’s. Dit gebied omvat ook de actoren die betrokken zijn bij het Nationaal Actieplan (NAP), een van de belangrijkste instrumenten om coherentie tussen de ministeries en departementen te bereiken. Tot slot omvat het ook de actoren die betrokken zijn bij de staatsovereenkomsten met het bedrijfsleven.
Conflict en risicovolle gebieden (CAHRAs)
Deze rubriek heeft betrekking op Belgische bedrijven met activiteiten of zakelijke relaties in conflict- en risicogebieden (CAHRA’s) in de volgende vijf economische sectoren: diamant en edele metalen, metalen, textiel, voeding, elektronica en wapens. Bij de beoordeling van specifieke beleidslijnen en praktijken van bedrijven zullen maximaal drie bedrijven per sector worden onderzocht, wat gedeeltelijk overlapt met de steekproef van bedrijven voor de beoordeling van de CHRB-kern-indicator. Voor de wapensector zal het team een selectie van 10 bedrijven beoordelen.
Voor de rol van de staat zal het team de ministeries van ontwikkelingssamenwerking, buitenlandse zaken en handel omvatten, evenals het nationale contactpunt van de OESO.